Spectaculaire
passentocht
(week 1)
Een route nog eens overdoen, gebeurt niet vaak. Althans niet precies
dezelfde. Soms pak je een stuk waar je ooit eens was nog een keer, maar
meestal zoek je met de camper toch telkens nieuwe wegen op. Andere landschappen,
nieuwe dorpjes, nieuwe uitdagingen. De wereld is groot genoeg om geen
twee keer dezelfde weg te gaan. Toch... soms... dan laat het zulke diepe
indrukken achter dat je die route nog een keer wilt rijden. Omdat die
beelden op het netvlies maar niet verdwijnen. En je nog weet hoe je
die toen ingedronken hebt. En er misschien veel te vlug doorheen bent
gereden. En toen ook stukken hebt overgeslagen. Daarom doen we het nog
een keer: De spectaculaire tocht over de hoogste alpenpassen in Oost-Frankrijk.
Reisdoel
Aangekomen
in Thonon, aan de zuidkant van het meer van Genève, ligt het
eigenlijke reisdoel voor ons: de "Route des Grandes Alpes".
Een officiële route weliswaar, maar bij velen - ook van he die
je onderweg tegenkomt - nauwelijks bekend. Borden die ernaar verwijzen
staan er overigens genoeg. Een route die je gereden moet hebben. Maar
waarvoor je wel lef moet hebben. Althans er zitten stukken tussen over
smalle wegen en langs diepe afgronden waar menigeen van gruwt. En anderen
juist weer genieten. Het gaat tot ongekende hoogten om vervolgens weer
diep af te dalen. Landschappen wisselen voortdurend. Zo zit je boven
de boomgrens, dan weer sta je midden in een klein dorpje. Zo rij je
onder een groen bladerdak, dan weer zie je de kale naakte rotsen langs
je oprijzen.
We zijn mensen tegen gekomen die zeiden dat ze er aan begonnen waren
en omgekeerd waren. Ze vonden het te eng. Maar wanneer je rustig rijdt
is het goed te doen en tegelijk adembenemend mooi.Een route die onder
motorrijders heel spectaculair
is. Zij zien het liefste geen enkele camper op de passenroute, zodat
ze plat door de bochten heen kunnen suizen. Anderen rijden met hun camper
één pas uit die route en meer niet. Je moet er wel de
tijd voor nemen en niet in een paar dagen alle passen gehad willen hebben.
Je blijft immers aan het bochtjes draaien.
Thonon-les Bains (de officiële naam) is een echte badplaats. Met
een lange boulevard om te flaneren. In de tijd dat wij er waren - september
- erg rustig met genoeg ruimte om (gratis) te parkeren. Vanaf Besançon
waren we overigens dwars door de Jura af komen zakken naar Genève
en kwamen zo in Thonon uit.
Zwitsers
Nu gaat het richting Cluses. Al gauw staat de eerste aanduiding van
de bijzondere passentocht op de borden. De weg klimt omhoog, we rijden
direct een kloof in, hier en daar behoorlijk smal. Vanaf ruim 400 meter
boven NAP aan het meer van Genève klimmen we tot het hoogste
punt van 1172 mtr in Les Gets. Niet echt een pas, maar toch een eerste
hoogtepunt. Hier in Les Gets op de parkeerplaats bij de skilift is het
goed toeven die nacht. In de winter zouden we er 14€ voor de eerste
(en zes per volgende) nacht moeten betalen, nu lijkt het gratis te zijn.
We keken eerst rond in een plaats vlak ervoor, Morzine. Evenals Les
Gets een wintersportplaats. Maar de pleks voor campers lag daar achter
een gesloten balie, waarvoor we een munt op het gemeentehuis moesten
halen. Niet erg uitnodigend en bovendien lukte dat qua tijdstip niet
meer. In beide plaatsen is men overigens nog volop aan het bouwen en
in de winter zal het hier een drukte van jewelste zijn.
Wanneer je ogen goed de kost geeft en alles opje in laat werken is het
wel een enorme vernieling van het landschap met al die ingrepen en installaties
voor de wintersport. Hotels en huizen worden uit de grond gestampt,
telkens weer komen we langs rijen winkels die nu dicht zijn en alleen
in de winter een paar weken open zijn. Op sommige hellingen loopt de
ene na de andere sliert van de skiliften. Wintersport is ook een gekte
aan het worden, een recht wat we menen te hebben. Je vraagt je af hoe
het moet als door de opwarming van de aarde er straks geen sneeuw meer
valt? Nu al is het in de winter soms weinig. Op Groenland en op de noordpool
verdwijnt het ijs als sneeuw voor de zon. Mega-wintersportinvesteringen
lijken straks negatieve investeringen te zijn. Overigens, skiën,
geweldig om te doen toch? Als je jarenlang in Zwitserland hebt gewoond
dan weet je er van mee te praten.
De volgende dag vervolgen we de route naar Cluses. In een leuk klein
stadje, Taninges, stoppen we even en zoeken de 'Boulanger' op. Vanaf
Cluses rijden we nu de eerste echte pas op, de Colombier. Deze hele
'route des Grandes Alpes' reden we dus al eerder, maar toen hebben we
deze en de volgende pas niet genomen vanwege de weersomstandigheden
toen. Een rit door Annecy en om het meer heen - zoals we toen deden
- is echter ook aan te bevelen.
Het is opvallend hoe Zwitsers de streek er hier uitziet. We hebben voortdurend
de indruk in Zwitserland te zijn. Het landschap lijkt erop, hier en
daar zien we het symbool van de Zwitserse vlag nota bene, of wappert
die vlag fier naast een Franse. Opvallend detail: aparte schoorstenen
op de meeste huizen.
Weersomslag
We draaien de eerste bochten, vele zullen nog volgen. De weg is smal
maar goed te berijden. We rijden door kloven en langs snelstromende
beekjes. We passeren aardige en minder aardige dorpjes. In Le Réposoir
kunnen we de camper verzorgen. In tegenstelling tot onze vorige overnachtingsplaats,
waar water tanken 4,50 kostte, is hier alles gratis.
In het algemeen zorgt Frankrijk goed voor de campers, maar de manier
en de prijs is heel divers.
Boven op de pas is het goed toeven. Het is bijna een misdaad een pas
over te gaan en op het hoogste punt niet te stoppen. Hier doe je het
voor, zeker als je de pas niet gebruikt om van A naar B te gaan. Hier
snuif je de pure lucht op, geniet van het uitzicht, ziet de vogels in
de luchten en hoort de motoren ronkend tot op bijna oneindige afstand
aankomen of vertrekken. Zeker wanneer de zon schijnt is het volop genieten.
Ook al ligt deze pas nog maar op 1618 mtr. Ook de volgende twee passen
zijn nog niet echt spectaculair. De col d'Aravis is nog iets minder
hoog (waarbij we tussendoor steeds naar een paar honderd meter dalen),
slechts 1486. Bovenop is gelegenheid om te overnachten. We maken er
ook nog een heerlijke wandeling, vertrekken in de zon, maar bij terugkomst
begint de weersomslag al zichtbaar en voelbaar te worden.
Imponerend
De avond begint dan ook met regen en onweer. En de regen lijkt die nacht
niet meer op te houden. Reden om de volgende dag eerst wat andere wegen
in te slaan, mede omdat onze converter niet werkt en de accus niet onder
het rijden opgeladen worden. De langdurige regenval doet alle beekjes
weer uitpuilen. Met geweldige krachten stuwen stromen zich door nauwe
kloven heen. Het eens zo heldere water dat je bijna drinken kon is nu
een modderige en kolkende stroom geworden. Zo gaat dat in de bergen.
Ondertussen vinden we nergens een plek om langdurig op het net te worden
aangesloten.
Uiteindelijk nemen we toch nog de volgende pas, de col des Saissies.
En omdat daar boven geen camping open is dalen we ook hier weer af.
Overigens is deze pas de minst mooie van alle passen. Bovendien helemaal
in het teken van wintersport met veel zaken die gesloten zijn in de
dorpen die we passeren. Maar ja, overslaan is ook zowat. En het staat
wel op je lijstje als je deze er bij noemt!
In Beaufort vinden we tot onze verrassing (want nergens genoemd) een
goedkope camping municipale, zodat we de nacht voldaan kunnen doorbrengen.
De volgende morgen is alle herinnering aan de regen verdwenen, blauwe
luchten en witte wolken vechten om een plek, de zon laat zich steeds
weer zien. Tijd dus om de rit naar de Cormet de Roselend te beginnen.
We rijden door bossen en slingeren ons het eerste stuk omhoog. Een prachtige
rit. Onderweg plekken genoeg om eventueel te overnachten. Al gauw komen
we bij het stuwmeer. Tijd voor koffie en lekker genieten, hoewel het
buiten nog behoorlijk koud is. Dan het laatste stuk naar de pashoogte.
We stijgen boven de boomgrens uit en al direct is het zicht veel ruimer.
Dat valt me elke keer op, wanneer je op de top van een pas bent. Je
hebt ruimte om je heen, de kale bergen imponeren. Geen
enkel stuk is hetzelfde, het kleuren- en lijnenspel is boeiend en houdt
je bezig. De grillige lijnen van de bergkammen en -ruggen zorgen ervoor
dat elke keer weer op andere wijze stromende beekjes ontstaan. Al mijmerend
bereik je de top. En staat er stil.
Boven op de top is geen restaurant of iets dergelijks. Alleen een bord
geeft de pashoogte aan. Het is er rustig en stil. En koud! Een enkele
wielrenner presteert het om bijna in korte broek bij de top aan te komen.
Maar die trapt zich vast warm! Halverwege de afdaling is er nog een
mogelijkheid een zijdal in te gaan en daar wandelingen naar een gletschergebied
te maken.
Die eindeloze leegte en stilte daarboven maken elke keer dat zodra je
weer beneden de boomgrens daalt er een gevoel van teleurstelling over
je heenkomt. Je gaat het gewone leven weer binnen, alles vraagt weer
om je aandacht. Je raakt de ruimte kwijt en de grandioze uitzichten.
Zo is het ook deze keer wanneer we afdalen naar Bourg Saint Maurice.
We tonen niet eens behoefte om het stadje in te gaan, gewoon er even
doorheen rijden, tanken en overleggen wat we zullen doen. Want de volgende
pas daar hebben we zeker een hele dag voor nodig. En die gaat tot nog
veel grotere hoogten!
Dan maken we even een uitstapje, weg van de Routes des Grandes Alpes.
We gaan even het zijdal in naar de Col de Petit St. Bernard. Dat is
tegelijk de grensoverngang met Italië, waar we een klein gedeelte
inrijden, richting Courmayeur, waar we door de avondzon overgoten intens
genieten van het Mont Blancmassief. Het hoort niet bij de reis, we doen
het onszelf "cadeau". Al met al vermoeiend, omdat we die avond
weer in Bourg St. Maurice terug willen zijn om te overnachten. Soms
heb je van die dagen. Morgen maar eens meer pauze nemen.
Kleine
Sint Berbard
Grens
met Italië Gezicht
op Mont Blanc massie
Kerstbomen
En dat is gelukt! Een lange dag om de volgende pas te "nemen",
de Col d'Iseran. En er volop van te genieten. En ons te verbazen, over
wat er in een aantal jaren met die pas is gebeurd. Een pas is meer dan
een overgang over een bergrug. Daar waar de weg begint met stijgen heb
je het gevoel de pas te gaan betreden. En dan zijn er onderweg natuurlijk
ook nog allerlei zijwegen. Vol verwachting begin je aan zo'n Col. Hoe
ziet déze er nu weer uit. Langzaam stijgt de weg die door de
bossen voert omhoog. Straks bereiken we eerst het wintersportgebied
met Val d'Isère als hoogtepunt. Aangekomen bij het stuwmeer zien
we de eerste bouwactiviteiten. Er wordt een compleet ressort uit de
grond gestampt. De infrastructuur wordt aangepast, de berghellingen
staan vol met masten voor allerlei voorzieningen, een grote waterbuis
daalt de berg af. Het wordt er niet fraaier op. Dan
rijden we de zijweg richting Tignes in. We dachten er nooit geweest
te zijn, maar sinds vier jaar geleden is er zoveel bijgebouwd dat het
nauwelijks herkenbaar was. Als je verkwanseling van de natuur wil zien,
moet je hier eens rondkijken. Elke millimeter is benut om vol te bouwen
met hotels en appartementen. En liefst zo hoog mogelijk. Een complete
stad is het geworden, al lijkt ze op dit moment uitgestorven te zijn.
Hetzelfde ervaren we als we later in Val d'Isère zijn, vroeger
is het waarschijnlijk een echt dorpje geweest. Maar enige authenticiteit
is niet meer te vinden, of het moet de kerk nog zijn. Verder niets dan
aaneengebouwde hotels, appartementen en gesloten winkels. Een enkel
restaurant is in de zomer open. En de omliggende hellingen staan vol
masten voor skiliften.
Massatoerisme viert hier hoogtij. Behuizingen op de vierkante milimeter
voor mensen die niets anders willen dan een weekje lekker skiën.
Maar ondertussen maximale rendementen voor de megainvesteerders. Toeristen
die opgepropt worden in kleine kamertjes, volgepropt worden in de vele
restaurants, uitgemolken voor niet alleen de huur van het appartement
die al lang betaald is maar bijkomend de peperdure pas van de liften,
de parkeerkosten van hun auto, de tol op de Franse wegen en al die extra
nuttteloze hebbedingetjes die het in de galeriëen zo mooi deden.
Dat overweeg je allemaal als je nu door dit rustige stadje loopt. Ondertussen
staan de kunstkerstbomen nog ergens op de balkons, hangt de kerstverlichting
al klaar, de sneeuw hoeft maar te vallen en het kerstlied "O denneboom"
of "Jinglebel" schalt al door de straten heen.
Beetje
cynisch klinkt het allemaal? Zeker. Vooral toen we het vervolg reden
en de eigenlijke pashoogte opgingen. Wat zie je om je heen? Niets anders
als skiliften. Als er één landschap naar de vernieling
is geholpen dan is het wel de omgeving van deze pas. Van ongerepte natuur
kun je niet meer spreken als je deze pas oprijdt. Zo mooi als de tocht
is, zo verstorend werken al die kunstmatige toevoegingen. Hoeveel mensen
daar ook hun plezier aan zullen beleven.
De
andere kant, naar beneden toe komen we weer in ongerepte natuur terecht.
Hoewel, de secularisatie dringt ook hier door. Ineens loopt er een kudde
schapen half op de weg, half in de wei. En de herder er achter. Niks
bijzonders? Wel als u weet dat hij in zijn auto zat en zo toeterend
de schapen een eindje verder liet gaan. Modern herderschap.
We vinden verderop een plek om nog uren in de zon te zitten, aan het
water. Tenslotte dalen we verder af en zoeken vanaf Bonneval een plek
voor de nacht. Die gauw gevonden is.
Duivelsbrug
Een nieuwe dag kondigt zich zonnig af, hoewel het even duurt voor de
temperatuur gestegen is, zowel binnen als buiten de camper. Het was
een koude nacht op die hoogte van rond de 1800 mtr., maar het belooft
opnieuw een heerlijke dag te worden. De enige dag regen deze week is
al weer totaal vergeten. We hopen deze dag Col de Lautarette te bereiken
maar maken eerst weer een uitstapje naar de Col du Mont Cenis. Die voert
richting Italië, maar voert langs een prachtig meer. Met zoveel
zon moeten we daar even van genieten. Dan rijden we terug de passenroute
op. Hoewel,
vanaf Bonneval (voet van de Iseranpas) naar St. Michelle de Maurienne
(voet van Telegraphe- en Galibierpas) is een weg van rond de 70 km.
En onderweg is er nog genoeg te zien. Het kleine duiveltje in Bessan
is al een vooraankondiging van wat in dit dal nog meer een rol speelt.
De weg voert zelfs nog over een minimale pas heen, de Madeleine, maar
dat zie je pas als je naar beneden rijdt. Het stelt niets voor. Dan
komen er ineens een aantal zaken in zicht die de moeite waard zijn even
af te stappen. Hoog boven het dal verheffen zich een aantal merkwaardige
gebouwen, die bij nader inzien de Redoute van Marie-Antoinette blijken
te zijn. Maar ze liggen wel aan de overkant van een ontzettend diepe
kloof. Waarbij aan deze kant een burcht staat die het waard is te bezoeken.
Dwaal door de onderaardse gangen en pas op voor de spoken! Dan dalen
we voor een deel af naar de rand van de kloof en staan ineens oog in
oog met een brug die naar de Redoute aan de overkant voert. De Pont
de diable, brug van de duivel. Eens sloot men een pact met de duivel
dat men deze woeste kloof zou bedwingen. Wat gelukte! Ook de avonturier
kan hier zijn hart ophalen met allerlei beklimmingen vanuit en door
de kloof. Enkele waaghalzen proberen al over de leuning van de brug
te lopen.
'Pas
andersom'
Om de Col de Galibier te bereiken moeten we eerst de Col de Telegraph
passeren. Een eitje, 1566 meter. We rijden door, worden zelfs nog even
onderdeel van een bruiloftsstoet, waar we al toeterend een eind begeleid
worden en gaan dan de Galibier op. Een heerlijke klim, op naar 2642
meter.
Onderweg stoppen we af en toe weer voor de uitzichten en de plaatjes.
Motorrijders scheuren weer door de bochten. Af en toe op het gevaarlijke
af. Vooral het laatste stuk naar boven kent smalle wegen. Een middenstreep
ontbreekt, het is oppassen geblazen.
Boven is het uitzicht fenomenaal, de haarspeldbochten aan beide kanten
goed te zien, de contacten met anderen die er gestopt zijn lopen vanzelf
en we drinken deze momenten even in. Je bent de indrukken zo gauw weer
kwijt als je in een totaal andere omgeving bent. Dan begint de afdaling.
In een scherpe bocht houd ik dicht tegen de bergkant aan, je weet maar
nooit. De weg is er net als aan de andere kant erg smal, de middenstreep
ontbreekt. Ineens komt een motor door de bocht scheuren, hij schrikt
zich naar, kan nog net op tijd zijn stuur omgooien, ik moet boven op
de rem en een motor achter mij eveneens. Alles ging nog net goed, maar
zo gemakkelijk is een ongeluk dus gebeurd. De schrik zit er even in.
Al afdalend komen we dan op de volgende pas. Het is de enige in deze
serie waar je niet hoeft te klimmen. Dat komt omdat we deze pasweg eigenlijk
kruisen. Van links en rechts kom je er stijgende op, maar wij komen
er dalend op. Er is hier een prachtige camperplek, waar altijd campers
staan. Ook dit keer. Wij brengen er twee nachten door.
Col de Lautarette.
|