Gargano
We vertrekken voor het laatste stukje van ruim 100 km. om in de spoor
van de laars aan te komen, de zog. sporeno d'Italia. Oftewel de Gargano,
zoals de streek heet. Niet de gebruikelijke snelste weg naar de kop van
dit stuk land nemen we, maar zo mogelijk allerlei zijwegen zoekend. Dan
ontdek je pas alles. Het stadje Lesina is het eerste dat we tegenkomen,
gelegen aan een heel groot binnenmeer, Laggo di Lesina. En al spoedig
kookt het koffiewater en maken we ons ontbijt klaar (het brood was op,
zodat we onderweg eerst een bakker hebben gezocht). Het dorp straalt een
heerlijke rust uit. Het meer is een stille getuige van veel visbedrijvigheid.
Stapels stokken liggen op veilige afstand van de kust op grote vlonders
opgestapeld. Een visser is bezig ze vanaf de eigen boot op te stapelen.
Anderen staren wat dromerig over het water uit.
Hoelang we er gezeten hebben? De tijd gleed voorbij, maar so what? We
keren terug naar de hoofdweg en gaan an het eind van het meer naar de
kust toe, Torre Mileto. Daar vinden we een gedeelte, net buiten het dorp,
aan zee grenzend waar al enkele campers geparkeerd staan.
We sluiten aan.
Enkele buitenlandse campers staan er - naast Italiaanse - waardoor er
al snel aanspraak is en we heel wat verhalen wisselen. De boulevard waar
we staan lijkt een heel rustig gedeelte, hoewel er (helaas) enkele zigeunerfamilies
in de omgeving zijn, die de rust met vooral keiharde muziek danig verstoren.
Als ze merken dat we als buitenlanders daar absoluut niet van gediend
zijn binden ze tenslotte toch in.
Zondags
blijkt deze boulevard tevens wandelgebied zijn van alle Italianen uit
de omgeving, zo lijkt het wel. Maar we gaan onze eigen rustige gang, op
de zondag die we graag net als thuis als rustdag houden. Verderop, richting
het dorp is het zandstrand, waar het een gekrioel van jewelste is, vooral
die zondag. Wij staan heerlijk aan de rotsige kust waar een lekker windje
de temperatuur (van zo'n 30 graden) aangenaam laat zijn. 's Avonds koelt
het snel af.
Staan aan open water heeft altijd weer een geweldige aantrekkingskracht.
Veel meer dan een boek en af en toe wat eten of drinken heb je dan niet
nodig. Het ruisen van de zee trekt altijd weer. Het geeft iets aan van
de oneindige verten, van staren in de grootsheid van Gods schepping, de
wind door je haren en over je huid laten spelen en alles van je weg te
laten glijden. In een stressvol bestaan blijkt dat niet mee te vallen,
ook al ben je al meer dan een week van huis. Je hebt af en toe het even
nodig alles van je af te kunnen zetten om weer nieuwe energie op te doen.
Tegelijk heeft het kijken over de zee iets van het melancholische verlangen
naar oneindige, niet bereikbare verten. Is het een uiting van de drang
naar nieuwe dingen, naar iets anders, iets nieuws, nieuwe plaatsen ontdekken,
onbekende streken tegemoet (camperaars zijn van nature rusteloos)?
Als de nacht gevallen is zie je starend in het duister van de zee alleen
nog maar de witte schuimkragen rollend naderbij komen. Links een, rechts
een. Als monsters die plotseling verschijnen, maar als ze dichterbij komen,
niets voorstellen. Hun spel is uit, het einde van de wateroppervlakte
is in zicht. Verder kunnen ze niet, mogen ze niet.
Hoewel ik zelf al drie keer de ontzettende verwoestende kracht van het
water van heel nabij heb meegemaakt (1953 Zeeland: 1865 doden; 1987 Zwitserland,
18 doden, 1992 Frankrijk, 24 doden) en daardoor de kracht van het water
daarom een zekere angst en ontzag inboezemt, kom ik er juist ook tot rust.
Het enige lawaai dat rust geeft!
Eindeloos kun je staren en je gedachten mee laten voeren.
Kaasboer in de bergen
We gaan de kust verder over dit schiereiland (althans zo wordt het genoemd).
Er liggen prachtige plekjes, zoals Peschichi (foto rechts), maar verder
is de gehele noord- en westkust heel toeristisch ingesteld, waarbij elk
plekje benut is. Aan ons niet besteed. Italianen hebben ook de gewoonte
- hoewel het land plaats genoeg heeft - om altijd heel dicht op elkaar
te kruipen. Op een camping zie je ze vaak zij aan zij staan. Ze kunnen
van elkaars tafel meeëten. Daarbij komt dat het stemvolume ook niet
altijd minimaal is, zodat je soms in een kakofonie van geluiden terecht
komt.
We komen aan de zuidkust aan. De sfeer is direct heel anders. Nauwelijks
nog toerisme. De smalle kustweg blijven we volgen met veel bochtenwerk
(er is een snellere verbinding door het binnenland).
Steeds weer langs de zee. Prachtige baaien, rotsachtige kusten, om elke
hoek roep je het elke keer weer uit: wat mooi. Telkens staan we even stil
en genieten van de stilte en vergezichten.
Helaas kun je in foto's die sfeer nauwelijks weergeven en moeten we het
doen met minder sprekende plaatjes. Onderweg komen we nogal eens locale
verkopers tegen die aan een stalletje hun huisproducten proberen te slijten.
De kaas die we kochten was heerlijk pittig en de elders aangeschafte sinasappels
en citroenen waren heerlijk.
Stad op een berg
Nieuwsgierig naar waar de afslag Calle del Pergola uitkomt gaan we naar
beneden en komen bij een schitterende baai uit. Een strandje van een 25
mtr breed, maar genoeg plek om een poosje te vertoeven. Aangekomen in
Mattinata zoeken we een plek voor de nacht. Aangezien ook hier heel het
terrein voor de kust door uitbaters beheerd wordt is er dus geen vrije
plek. Er zijn verschillende mogelijkheden waar je met je camper terecht
kunt. We vinden deze op Punta Grugna, een vrij nieuwe plek, althans grotendeels
vernieuwd. Als een camping, met alle voorzieningen (al was men ten tijde
van onze aanwezigheid nog net bezig de warm-water douches aan te sluiten),
een spiksplinternieuwe camperservice en een plek met uitzicht op zee.
Overdag komen er weliswaar gasten van overal vandaan om hun auto te parkeren,
maar voor € 10 was het voldoende om er twee nachten te blijven. Het
strand met z'n grove stenen en steile afdaling was echter niet prettig.
Niettemin is de plek aan te bevelen (vanuit Mattinata naar Lido, helemaal
naar de rechterkant van de baai).
We trekken het binnenland in. Naar Monte S. Angelo. Wat kun je verwachen
je als je vanaf Mattinata in een steile weg omhoog blijft slingeren en
onderweg nauwelijks iemand tegenkomt? Weer een van de vele dromerige,
slaperige dorpjes ergens bovenop wellicht. Maar met grote verbazing kom
je dan in een grote stad terecht. Boven op de berg. Ongelooflijk wat een
activiteiten je daar ineens ziet en hoe het stadsgewriemel je ineens overvalt.
Dit, hier in de hitte, bovenop de berg? Grote bouwkranen rijzen boven
alles uit, een flitsende infrastructuur en veel reclame. Hoe bestaat het,
denk je even. Waarom? Vlak voor de stad hadden we ook al zoiets wonderlijks
gezien. Een begraafplaats met ontzettend grote praalgraven,
zelf al een complete stad, met veel tierelantijnen uiteraard. Zulke begraafplaatsen
ben ik nog nooit tegengekomen. Overdadige stijl, veel dodenverering. Maar
- gelet op de grootte van deze begraafplaats moet het toch wel om meer
dan een moderne stad gaan!
Geldklopperijen
En inderdaad als we eerst de rondweg volgen komen we ineens terecht bij
het oude en dus oorspronkelijke gedeelte. Schitterend opgebouwd in een
magistrale architectuur, zodat vanuit ieder huisje op deze honderden meters
hoogte er een subliem uitzicht over de zee is. Al spoedig hebben we de
auto ergens geparkeerd, bij de ingang van de oude stad, en zitten met
een capucino onder de schaduwrijke bomen te genieten van dit alles. Zo
dadelijk gaan we die oude stad verkennen. In een wirwar van straatjes
komen we terecht. Alles gebouwd rondom het kasteel dat op de top van de
berg ligt. Althans de ruïnes daarvan. Kerken en kapellen vinden we
in overvloed. En uit de wirwar van straatjes is geen patroon te halen.
Overal zie je bouwsels, kruip je door smalle steegjes, dwaal je trappen
af. Of op. Uit de openstaande ramen klinken kinderstemmen je tegemoet.
Of een voor je gevoel ruziënd stel mensen, terwijl ze zoals gebruikelijk
alleen met elkaar in discussie zijn. Hier en daar een schreeuw. Het wasgoed
dicht langs de straat. En alles wit. Kenmerkend voor dit oude dorp. Hoezeer
al die nieuwbouw probeert het schema te evenaren door trapsgewijs rondom
het oude dorp te bouwen, met uitzicht op zee, het haalt het niet bij die
oude sfeer.
Een weergaloos stadje/dorpje dat naar ik denk door velen van de toeristen,
die aan de kust zich hebben opgesloten in de zich aaneenrijgende vakantiecentra,
niet gezien wordt.
Uiteindelijk verlaten we het stadje. Richting S. Giovanni de Rotonde.
In eerste instantie verbazen we ons dat we op de weg naar beneden absoluut
niemand meer zien. Geen enkel verkeer. Hoe is dat mogelijk, dit moet toch
de meest gebruikelijke toegangsweg zijn? Tot we na een kilometer of zes
tot de ontdekking komen dat deze weg doodloopt bij een kerkje. We gaan
terug om te ontdekken dat we inderdaad de verkeerde afslag hadden. Niets
wees er onderweg echter op. Nu komen we uiteraard wel meer verkeer tegen,
maar toch verbaast het nog hoe weinig het is, terwijl het in het stadje
krioelt. San Giovanni heeft niet veel te bieden en daarom zakken we via
Manfredonia nu de kust naar het zuiden af. Een vlak land. Niet bijster
interessant vergeleken met de kust die we zojuist hebben gezien.
En weer zien we hoe heel de kust in feite in handen is van uitbaters.
Overal waar je naar het strand kunt is netjes iemand die een terrein met
'Parcheggio' (parkeren) heeft, zodat je minstens een paar Euro moet neertellen
om je auto te parkeren en gratis het strand op kunt. Ook in de steden
en dorpen waar meer dan vier toeristen komen lijkt de inning van parkeergelden
een aantrekkelijke business te zijn die allerlei figuren aantrekt. In
dat stadje Monte S. Angelo - van daarnet, zie hierboven - stonden we bijvoorbeeld
eerst op een verkeerde plek en werden door twee mensen vriendelijk naar
een plek aan de overkant gewezen waar we zonder problemen konden staan.
Zo gezegd - zo gedaan. Totdat er even later een oud mannetje verschijnt
die met een beduimeld briefje even € 2.50 wil vangen! Dank u wel,
vriendelijke bewoners. De plek zou bij een restaurant liggen wat in geen
velden of wegen is te zien en waar geen enkel bord naar verwijst. We weigeren
dan ook. Waarop hij vreselijk boos wordt en bijna degene in de haren vliegt
die ons hier naar toe had verwezen.
In dat opzicht weten ze in Italië wel van handelen. Uiteindelijk,
na langs de kust een paar vakantiecentra voorbij gereden te zijn, gaan
we naar een beheerder toe die ook voor campers plek aanbiedt. Voor 10
Euro staan we dan bij het strand, mogen in een van de huisjes zelfs gebruik
maken van toilet en douche, maar de rommelplek doet ons besluiten de volgende
morgen weer gauw verder te gaan.
|