Zomer
2007: Zwerftocht door Midden-Spanje
Passen
rijden
Van Segovia wilden we aanvankelijk richting Guadalajara en Cuenca, een
plek op een rotspunt tussen twee kloven, waar de huizen aan de rotsen
lijken opgehangen. Later op de dag besluiten we dat we daardoor toch
weer te ver naar het zuiden gaan en in deze laatste week stapjes noordwaarts
gezet moeten worden. Zodoende richten we de blik meer richting Sorio.
Desalniettemin was de weg over de Puerto de Navacerrada geen vergissing,
maar een bewuste keus om eerst daar naar boven te gaan.
Passen kom je in Spanje heel veel tegen, soms niet veel hoger dan een
paar honderd meter. Maar als je op de meseta van 1000 mtr. voortdurend
rondrijdt hoef je naar een pashoogte van 1500 mtr. niet zoveel meer
te klimmen. Een pas rijden heeft altijd iets weg van 'even uit de bewoonde
wereld, even alleen zijn met de schepping en genieten van machtige uitzichten'.
Als je weer naar beneden gaat komt de drukte van alledag soms op je
af. Een pas moet je ook niet even 'nemen', maar 'genieten'. Onderweg
stilstaan, bovenop stilstaan en alle indrukken verwerken.
Vooral de genoemde pas Puerto de Navacerrada met zijn hoogte van 1860
mtr. levert bovenop prachtige vergezichten. Deze pas is tegelijk toegang
tot het wintersportgebied voor Madrid. Bovenop is daarom een compleet
dorp gebouwd. Met station, hotels en grote parkeerplaatsen. Maar van
drukte is nu niets te merken.
We maken een wandeling nog verder omhoog, tot rond de 2000 mtr. Vandaar
kijk je uit over het deel waar El Escorial zich bevindt. Je ziet de
bergen van verschillende Sierra's en ontdekt de contouren van Madrid.
Hoewel Madrid nog op de hoogvlakte ligt is het daar toch maar 500 mtr.
hoog. Daarachter bevindt zich de koekepan van Spanje, een lagere vlakte
waar het meestal bloedheet is (Toledo bijv.). Daar hadden we al eerder
ervaring mee opgedaan.
Plekje in de eenzaamheid
Via de M604 dalen we weer af richting de A1 van Madrid naar Burgos.
Ter hoogte van afslag 104 verlaten we deze om richting Soria te gaan,
met de bedoeling een plek voor de nacht te vinden bij het stuwmeer Embalsa
de la Cuerda del Pozo. Onderweg is het stadje San Sebastan de Gormaz
langs de oever van de Duero, met huizen in de rotsen gebouwd, een rustpauze
waard. Via een afsteker komen we bij Abejar op de N234 en bereiken het
stuwmeer. Op verschillende plaatsen zijn mogelijkheden van verblijf
aangebracht, campings en picknickplaatsen. Maar steeds staat erbij dat
er geen campers mogen verblijven.
Tot
die ene hobbelige weg, 4 km naar het meer. Daar komt nauwelijks iemand
nemen we aan. En inderdaad, aan het einde is slechts een enkele vakantieganger
nog aan het zwemmen wordt het voor ons straks een heerlijke verlaten
plek. Daar zitten we in de stilte te genieten van de bergen, de koeien
die in de verte grazen. Gods schepping kan - daar waar ze door mensenhanden
niet geschonden is - zo mooi zijn. Ook al hebben mensenhanden dit stuwmeer
zelf aangebracht. Het is als een paradijsje.
Enig nadeel is een in de buurt gelegen roeikamp, waar men nogal luidruchtig
is, vooral als de muziekband pas om half twaalf begint. Zij dachten
in de eenzaamheid te zijn, wij ook. Gelukkig werd het rond één
uur weer stil.
De volgende morgen worden we gewekt door de rinkelende bellen van de
koeien in de omgeving. Verder is het stil. Het roerloze water wacht
den de zon straalt opnieuw. Tot 12 uur hebben we het rijk - en het water
- nog volkomen alleen. Die hele morgen genieten we van de rust.
Vér trekken we niet meer die dag. Na in Soria boodschappen te
hebben gedaan zoeken we een camping op in Villoslada de Cameros. In
een afgelegen dal achter het dorp, een camping met weinig meer dan een
staplek en toiletgelegenheden. Met een gelijke prijs van rond de 17.50
€ die we tot nutoe betaalden is deze camping voor ons gevoel wel
duur.
In de avond breekt voor het eerst een flink onweer los, met grote hagelstenen
en een daling van 10 graden binnen een half uur. Bedenk daarbij dat
we nog steeds op de 1000 mtr (1100 in dit geval) verkeren en u zult
begrijpen dat de nacht koud wordt.
Wanneer
we weer noordelijker trekken merken we dat we de hoogvlakte gaan verlaten.
We dalen steeds meer. De weg naar Logroño is een schitterende
tocht, waar we door een kloof heenrijden die steeds mooier lijkt te
orden. Tegelijk dalen we af van de hoogvlakte. De bergen hier rondom
heen zijn heel apart. Ze hebben iets weg van de Rocky Mountains in de
VS, al zijn ze veel lager. Een grote verrassing dit dal, Valle de Iregua.
Wijngebied
We komen bij de hoofdstad Logroño van deze kleine provincie La
Rioja, wijnprovincie van Spanje. De stad is een vrij nieuwe stad, maar
het oude centrum is toch redelijk goed behouden. De bekende Camino de
Santiago, de pelgrimsroute naar Santiago, gaat dwars door de stad. Heel
wat wandelaars - en fietsers - zien we gaan. Schijnbaar zwaar beladen
met hun rugzak, hoewel het hun geen moeite lijkt te geven, zijn ze onderweg.
Hoelang al, kun je je afvragen? Sommigen leggen een deel van de tocht
af, anderen komen van hun huis ergens in West-Europa. Ons is opgevallen
dat vooral veel ouderen onderweg zijn. Inhaalslag? Bij jongeren kom
je het heel vaak tegen dat ze na (of tijdens) een studieperiode een
jaar er op uit trekkken. Hetzij naar Nieuw Zeeland of zoiets, of ergens
een diaconaal jaar verrichten of de Camino lopen of fietsen. De ouderen
van nu konden dat vroeger nooit, vandaar dat je bij velen ziet dat ze
na hun pensioen of VUT een dergelijke stap zetten.
In een refugio, rustplaats, zien we de lopers en fietsers op de binnenplaats
zitten. Nieuwe contacten worden gelegd, verhalen uitgewisseld. De een
staart voor zich uit, denkt wellicht na over zijn of haar leven. Daartoe
nodigt een dergelijke pelgrimstocht immers uit. Anderen lezen een boek,
of schrijven in hun dagboek, zitten druk gebogen over hun telefoon om
de Sms-jes te beantwoorden. Weer anderen zie je bezig hun voeten te
verzorgen. Welke talen zullen er op dit moment allemaal gesproken worden,
bij degenen die wij daar in een oogwenk zien zitten? Veel zullen het
er zijn. Een markeringpunt ergens in de stad geeft aan welke nationaliteiten
hier zoals voorbij komen.
De
omgeving van Logroño (spreek uit Logronjo) staat helemaal in
het teken van de wijn. Van hier tot Haro is het een en al wijngebied
en zijn er overal verkooppunten. Rustieke dorpjes liggen op de route.
In een ervan rijden we ons weer vast in de smalle straatjes en moeten
heel voorzichtig (met links en rechts lage balkonnetjes) achteruit.
Ondertussen moeten vele Spanjaarden geduld hebben tot we onze weg weer
gevonden hebben. En geduld hebben ze, aanwijzingen geven ze graag, hoewel
we daar voorzichtig mee zijn, getuige die agent van ruim een week terug.
Dat
is een van de dingen die ons opgevallen is. Spanjaarden kunnen heel
druk praten en gebaren, maar zijn anderzijds ontzettend geduldig en
behulpzaam. Wanneer we een keer ergens even aan de kant staan en een
kaart bekijken, staat er direct een Spanjaard gereed om ons de weg te
wijzen.
We wandelen een poosje door Haro, zitten op een terrasje op de Plaza
Mayor (del Paz, in dit geval) en vinden de twee door WoMo aangegeven
camperplekken op ons gemak. Kijk, wat is de navigator dan handig! De
ene is bij het zwembad, maar daar lijkt het ons nog de hele avond druk
te blijven. De andere is bij een picknickplaats. Of het een officiële
plek is? Borden staan er niet. In ieder geval hebben we de 'goedkeuring'
als de Guardia Civil 's avonds lang is geweest. En die hele nacht staan
we er rustig.
Triest afscheid
De
reis terug breekt aan. Het is nu dinsdagmorgen en vandaag gaan we Spanje
verlaten om donderdagmiddag D.V. thuis te komen. 1460 kilometer geeft
onze navigator aan. Het zullen er wel iets meer worden omdat we niet
achter elkaar doorrijden en niet voortdurend de tolwegen pakken. Door
het wolkendek schijnt de zon heen te willen dringen. We hopen het wel.
Even later rijden we via de N124 richting Vittoria. Een schitterend
berggebied waar we door heengaan. We rijden Baskenland in en dat om
zijn bergen bekend. Groen, druk en volgebouwd.
Over bouwen gesproken, nog iets dat ons in Spanje opvalt is de mate
waarin men met bouwwerken bezig is. Allereerst aan de wegen, snelwegen
of kleine bergweggetjes, telkens weer wordt er aan gebouwd. Maar verder
is er ook geen dorp of stad of er wordt gebouwd. Er moeten wel een kolossaal
aantal bouwkranen in Spanje zijn, want telkens weer als we ergens stilstaan
vallen de vele bouwkranen op. Even van de camperplek in Haro vandaan
lopend en over Haro uitkijkend tel ik 23 bouwkranen! Dat u ze op de
verschillende foto's bijna niet ziet komt allereerst door de opstelling
van onze fotografe, die ze probeert te vermijden en als het echt niet
anders kan dan zijn ze met een fotobewerkingsprogramma gewoon verwijderd.
Zo gaat dat.
Intussen zien we rond de bergen in Baskenland de wolken steed dreigender
worden, even later slaat een miezerregen tegen de camper en beginnen
de ruitenwissers duidelijk met tegenzin al piepend weer hun werk te
doen. Daar komt nog bij dat het noordelijke stuk autobaan tot aan de
Franse grens voor mijn gevoel een van de onrustigste stukken autobaan
is die er te vinden zijn. Het bestaat uit niets anders dan bochten en
heuvels. Er is geen gewoon recht stuk te vinden. Het is een vermoeiend
deel, vooral als de regen daar de pret nog eens laat dalen en het afscheid
van het zo zonnige Spanje triest maakt. Of is het om ons voor te bereiden
op het Hollandse weer? Want de afgelopen weken is het in West-Europa
voortdurend onstabiel weer geweest. Zo hoorden we af en toe op de wereldomroep
of via de contacten met het thuisfront. Wat dat betreft was Spanje (en
Italië) in deze tijd ideaal (Griekenland met 45 graden was ook
net iets teveel geweest)!
De terugreis verloopt tot Bordeaux via de autobaan. Daarna nemen we
de secundaire wegen. Wanneer we de Garonne en Dordogne
passeren valt ons op dat deze rivieren erg bruin zijn. Een teken dat
er in de bergen veel water gevallen is. Daardoor komen er altijd modderstromen
los. Vlak voor het tolgedeelte begint verlaten we de autosnelweg en
zoeken het plaatsje Bourg op (bekend van de Cotes de Bourg wijnsoort!),
langs de immens brede Dordogne. De navigator geeft aan dat daar een
camperplek aan de havenkant is. We weten niet helemaal zeker of het
alleen een verzorgingsplaats is. Het blijkt dat we er al eerder gestaan
hebben. Ook een andere camper blijft er overnachten. Zo bekend als overigens
de wijnen uit deze streek zijn, zo weinig betekenend lijkt het dorp
te zijn. Veel panden zijn verwaarloosd, niettemin loont een rondwandeling
en worden er weer aardig wat foto's geschoten voor we het avondeten
klaarmaken.
De verdere terugreis leggen we natuurlijk grotendeels rijdend af. Toch
maken we altijd nog ergens een uitstapje. In Rambouillet kijken we naar
het paleis dat dienst doet als zomerresidentie van de president en vlak
bij Parijs 'vinden' we kasteel Breteuil, wat overigens niet alleen mooi
van uiterlijk is maar ook nogal wat te bieden heeft. Vanwewge vroegere
bevriendheid van één van de Breteuils met de grote sprookjesschrijver
Charles Perrault (o.a. van Roodkapje, Doornroosje etc) zijn er voorstellingen
van te vinden en vinden er een soort vertellingen plaats (zal wel in
het Frans zijn...). Als u trouwens in de omgeving bent moet u ook even
de abdij 'Des Vaux de Cernay' halverwege Rambouillet en het kasteel
Breteuil. Een schitterende abdij, Engels aandoend, deels ruïne
en deels herbouwd.
Al met al nog even wat indrukken om de vakantie af te sluiten.
Twee schaduwen glijden over het zomerland. In de avondzon zijn de schaduwen
langgerekt. Twee fietsers die in de bijna ondergaande zon terugkeren
naar hun camper. We hebben op de laatste avond de camper daar neergezet
waar we ook de eerste avond een plekje vonden. Het koren is intussen
rijper geworden. Deels zelfs al gemaaid. De maïs is gegroeid en
de vogels zingen weer als twee mensen ergens gegeten hebben en dankbaar
camperwaarts gaan. Voor voorlopig de laatste nacht.
Slotopmerking:
Alle foto's zijn in vergrote weergave maximaal 1/3 van de oorspronkelijke
kwaliteit. Mocht u een bepaalde foto werkelijk willen zien, stuur dan
een mail!
|