WEEK TWEE

SPANJE
Vanuit Port Vendres trekken we verder langs de kust waar we langs prachtige baaien slingeren. De kust heet hier de Cote Vermeille . Vernoemd naar de vermiljoenbkleurige rotsen. En dat is hier inderdaad het geval. Schitterende baaien ontrollen zich om elke bocht. Opschieten doet het uiteraard niet, maar dat hoeft ook niet. In totaal zijn we deze dag maar 90 km onderweg. Vlak voor we bij de Spaanse grens zijn trekt een brede baai waar campers staan de aandacht.
We gaan erheen om een poosje van het heerlijke zeewater te genieten. Hier zo vlak voor Cerbère, de laatste Franse plaats, kun je eventueel ook 's nachts blijven staan. Dan gaan we door. Links nog steeds de zee en rechts verheffen zich de Pyreneeën steeds meer. Je kunt merken dat deze bergketen een natuurlijke grens vormde. Zee en gebergte raken elkaar hier.

Om bij de echte grens met Spanje te komen moeten we ineens veel stijgen. In korte tijd klimmen we naar 500 mtr en dan bovenop een nauwe pas, de doorgang via een bergkam naar de Spaanse kant. Van enige grensacitiviteit is echter geen sprake meer. Het verdrag met Schengen heeft wel heel wat gewijzigd in de laatste tientallen jaren. Grenzen vervagen en worden hooguit nog door culturen in stand gehouden. Dat is te merken, want zodra we gedaald zijn en de eerste Spaanse plaats binnenrijden (Port Bou, zie foto met een terugblik op deze stad) valt aan alles op dat dit een ander land is. En opnieuw - voor de vierde keer - zijn we in het Spaanse land.

Op de kaart hebben we even voorbij Figueres een stuwmeer ontdekt. Daar willen we heen, even zoeken, als we eerst verkeerd rijden, maar we komen er.
Het betreft weliswaar een minder hoog gedeelte van de Pyreneeën, maar wanneer we vanaf de stuwdam over het meer kijken zien we in de verte een aantal strandjes waar mensen bivakkeren. Er op af!
We vinden een prachtige plek. Weliswaar staat er aan het begin een tent met een kruis erdoor, maar dan komt de eindeloze discussie weer: is stilstaan met een gesloten camper parkeren of kamperen? Wij houden het dus op parkeren en willen twee nachten hier blijven. In de avond wordt het steeds stiller. Aanvankelijk is er nog een familie die tegen negenen nog een tent op zet, maar tegen elven zijn ze weer weg.
Enkele vissers zijn in de buurt aangekomen en zullen de nacht in hun auto gaan doorbrengen. We genieten van de rust, een oase hier. Blinkend licht het meer voor ons. In de verte klinkt met regelmaat de bijna monotone fluit van een vogel. Een enkele visser is nog op het meer.
De volle maan komt langzaam op en laat zijn licht op de waterspiegel vallen. Alsof er een zilveren deken overheen valt, zacht om het meer te bedekken en te laten rusten voordat de volgende dag opnieuw velen er gebruik van zullen maken. Of om de vissers bij te lichten in de late uren dat ze nog bezig zijn.
Daar kun je alleen maar stil bij worden en het schouwspel indrinken, je gedachten laten gaan. Laten onze dromen nu maar komen...

Elke keer weer raak je verbaasd wanneer je je realiseert hoe ontzettend knap het heelal in elkaar zit, hoe alles draait en beweegt, met snelheden om van ondersteboven te raken. Daar dendert die maan maar voort in een baan van onvoorstelbaar grote afstand en werpt tegelijk licht op de aarde als een spiegel die de nacht toch weer begaanbaar maakt. En op diezelfde aarde daar krioelt alles door elkaar. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. En alles wat daar leeft en beweegt steekt schitterend in elkaar, heeft elkaar nodig, werkt op elkaar in. Geen detail is vergeefs. Alleen, wat maakt die eigenwijze mens er vaak een onmogelijke troep van door alles alleen maar zo te willen sturen dat hij/zij er zelf alleen beter, groter en krachtiger van wordt. Dat is het egoïsme, dat in deze mooie geschapen wereld zoveel kapot maakt. Ook dat zijn dromen, dat het eens anders zal worden. Voorlopig nog ijdele dromen.

SIGMUND VERDWENEN

We staan er nog voor een tweede nacht heel rustig. Hoewel ons gezegd werd dat we er niet mochten blijven, werd het die avond zo stil en waren we er rond tien uur alleen nog met enkele vissers, dat we toen gewoon in de camper gebleven zijn. Geen probleem. En de volgende morgen is het nog zo vroeg dat je zo vanuit je bezwete bed het meer kan inlopen om er gewassen uit tevoorschijn te komen. De vissen, die even dachten het rijk alleen te hebben maken wel dat ze wegkomen.
Zonder dat we er erg in hadden was de avond ervoor onze poes Sigmund uit de camper verdwenen. Jawel, zij is er ook weer bij (lees eventueel de column nog eens van vorig jaar, naar Griekenland) en ze is al helemaal aan de camper gewend. Naar buiten mag ze alleen aan een hele lange lijn. En daar maakt ze dankbaar gebruik van. Zoals gebruikelijk slaapt ze op de voorstoel. En daar lag ze toen ik gisterenavond de spullen opruimde. Dachten we. Want wie schetst onze verbazing toen ze om zeven uur 's morgens klagelijk begon te huilen. Alleen zat ze niet binnen, maar stond buiten voor de deur! De hele nacht dus buiten geweest. Als we het geweten hadden, hadden we zeker geen rustige nacht gehad. Ze was dus op stap geweest of hoe dan ook en vond toch de weg naar de camper als 'haar huisje' terug. Ze is er dus helemaal aan gewend. Omdat we echter elke keer verkassen lijkt het niet raadzaam haar dan voortaan maar loslopend naar buiten te laten.
We vertrekken van het stuwmeer naar Besalu, een klein dorpje onderweg naar Gerona. Een Middeleeuws dorpje, waar je over een versterkte brug binnenloopt. De sfeer van vroeger hangt er nog. Hier is in 1964 een Joodse mikwe ontdekt, een Joods ritueel badhuis. Genoeg om dus even door dit stadje te dwalen. Binnenkomend over de brug proeven we de toeristische sfeer, maar bedenken hoe vroeger dit punt tegen onverlaten verdedigd moest worden. Wat een kwel en kommer heeft men destijds moeten lijden om eigen leven, en vooral dat van het nageslacht, in stand te houden. En wij kunnen als vrije toeristen ons vergapen aan al dit moois, aan dat wat nagelaten werd, wellicht gerestaureerd met veel gemeenschapsgeld. We staan wel stil bij het verleden, bij herinneringen, monumenten, tradities en gewoonten, maar vinden het ondertussen maar wat gewoon - en wat fijn - dat we er gewoon van genieten kunnen. Niet meer zoals vroeger, toen het de 'struggle for life' was om het hoofd boven water te houden. Toen waren zulke bruggen - of wat dan ook - geen mooie symbolen, maar broeinesten van kwaad, moord en doodslag.



Elk dorp heeft zo ook zijn eigen charme. Kennelijk hebben bepaalde kunstenaars dit dorp gevonden en zich "toegeëigend". Men heeft hier nl. wat met stoelen. Nee, de rechtse foto hieronder staat niet verkeerd weergegeven.



We kopen brood in Besalu en gaan in Bayoles aan het meer picknicken. Dan trekken we nog wat verder naar het zuiden, Barcelona voorbij en vinden in het gebergte achter Reus een plekje. Zomaar ergens. Weer helemaal alleen. Op bijna 1000 mtr hoogte, dus een stuk koeler dan de laatste nachten. Bovendien zijn er kort tevoren kennelijk heftige buien overgetrokken, te zien aan de restanten. Het is over het algemeen aangenaam lekker en niet zo zweterig.
De volgende morgen doen we er heel lang over voor we hier weg zijn. Het was ook een doodstille nacht. Voor ons die aan een drukke weg wonen en daarom altijd met oordopjes in slapen, een ware verademing. Wakker worden en niets te horen dan een paar vogels. Al met al, lummelend en wel, wordt het half twaalf voor we vertrekken. Dit keer ligt er een lang weg voor ons. Ons plan is zo'n beetje bepaald voor de komende tijd en dat betekent dat we de volgende steden willen gaan bezoeken: Teruel, Cuenca, Taráncón, Chinchón, Aranjuez, Toledo, Plasencia. Behalve in Toledo zijn we in geen van deze plaatsen nog geweest. Ze leiden ons in een halve cirkel onder Madrid door. We hopen er veel te zullen zien en zijn benieuwd.
We moeten echter eerst dit gebergte weer uit, met z'n smalle wegen en vele bochten. Eerlijk gezegd wel een wat eentonig gebergte. Dat is ook te merken aan de toeristendunheid. We komen geen enkele camper tegen. Maar dat is ons eigen dat we altijd die wegen gaan die niet gebruikelijk zijn. Vlak voorbij Reus komen we weer op de 420. Samen met de 211 zijn dit de twee wegen die ons naar Teruel brengen, een stad waar we nog nooit van gehoord hebben, maar die als hoofdstad van de gelijknamige provincie wel interessant belooft te zijn. Wanneer we een picknickplek zoeken - we dachten langs de Ebro - dan valt dat niet mee. Bij de ingang van Corbera d'Ebre worden we verwenzen naar een picknickplek. Wanneer we die na 4 km aantreffen blijkt dat we er een hele schoolreünie zouden kunnen houden. En ook zou dit een goede overnachtingsplek zijn. We genieten een tijdje van de rust en de vogels. Juist dat laatste is in een vreemd land weer uitnodigend. Je komt er weer gevogelte van heel ander pluimage tegen dan in het thuisland.

Mausoleo del Amantes
Het gaat verder, van oost naar west. Letterlijk, want halverwege passeren we ineens een gedenkwaardig punt: de meridiaan van Greenwich. Werden coördinaten eerst ten Oosten van deze meridiaan uitgedrukt, nu zitten we ten westen ervan. Toch blijven we de West-Europese tijdsrekening houden, terwijl het in Greenwich - een stuk Noordelijker dus, maar op deze zelfde breedte - een uur vroeger is. Dat is 's avonds te merken. Pas rond elf uur is het een beetje donker.
In onze herinneringen beleven we het binnenland van Spanje altijd als heel woest en leeg. Dat blijkt echter voor het gedeelte ten westen van Madrid wel zo te zijn, aan de oostkant veel minder. Wel afwisselend, in het begin vooral groen, maar nog lang niet zo mooi als we in herinnering hebben. Tegen het einde, vlak voor Teruel, begint het erop te lijken, maar eerst nog niet. In de loop van de middag kleurt de lucht steeds donkerder. Een noodweer overvalt ons tenslotte met een verschrikkellijke hagelbui. Later blijkt dat het dak van de camper behoorlijk wat butsen heeft opgelopen. Gelukkig alleen bovenop en dus niet zichtbaar. Deels hebben we nog - met anderen - onder een viaduct geschuild. Sigmund raakte helemaal van streek. Gelukkig zijn de dakluikjes heel gebleven, want daarvoor vreesden we even.
Wanneer we de N211 bij Montalban verlaten stijgen we naar een pas van 1400 mtr en vanaf daar blijven we voortdurend rond de hoogte van 1000 mtr rijden (handig zo'n hoogtemeter in de camper). Ook Teruel ligt op 900 mtr. We bezoeken de stad, die sterk op stieren en dus stierengevechten is georieënteerd, en genieten van cultuur en architectuur. Met vele andere plekken werd ook deze plaats op de moslims veroverd (1171), maar deze moslims bleven er echter vreedzaam leven en verlevendigden de stad met fraaie mudéjar-torens.



Volgens een legende werden hier in de 13e eeuw twee mensen verliefd op elkaar, die echter niet met elkaar mochten trouwen. De man kreeg vijf jaar de tijd om een fortuin te vergaren. Toen hij terugkwam was zijn geliefde echter al getrouwd. Hij stierf van liefdesverdriet, zijn geliefde volgde hem een dag later. Voor hen is een speciaal mausoleum gebouwd. Al met al een stadje om even de tijd voor te nemen. Kennelijk is men niet echt op toeristen ingesteld, want we hadden onszelf beloofd uit eten te gaan, maar konden nauwelijks een restaurant vinden. Op de terrasjes, met name op het centrale Plaza del Torico (de stier, embleem van de stad), was echter genoeg te vinden. Alleen om te drinken, een tapas en verder voor het gekwetter. Want het plein was luidruchtig, tot en met. Ik noemde het steevast dan ook het kwetterplein (1e foto hieronder). Verder zomaar een paar foto-indrukken. Ja, putdeksels fotograferen is niet ieders hobby. Wanneer mijn vrouw dat doet zie je ook steevast mensen kijken en denken: wat fotografeert dat mens nu toch? De verzameling groeit inmiddels en we wijden er wellicht een keer een aparte website aan. Evenals die voor deuren, bankjes en deurklinken. Ja, er valt heel wat te fotograferen.



We wilden de camper voor de nacht neerzetten bij het nabij gelegen stuwmeer Embalsa del Arquillo (bij San Blas), maar helaas was dit wegens een verbouwing gesloten. We zochten daarom achteraf een andere plek. Temidden van de rode rotsen, waar deze omgeving zo door gekenmerkt wordt.

CUENCA
De volgende dag rijden we door een zeer afwisselend landschap. Aanvankelijk de roodkleurige rotsen, afgewisseld door witte. Steile wanden, zeker aan een kant van de weg. We zijn op weg naar de volgende stad: Cuenca, met haar hangende huizen. Dan weer is het landschap open, dan rijden we door nauwe kloven. Spaanse dorpen liggen zwaar verscholen tussen de wanden. je vraagt je af hoe men er ooit toe kwam op deze plekken te gaan wonen. Een tijdje later is het landschap weer zeer weids en open. Typisch Spaans, de onafzienbare hoogvlakte. Altijd een vreemd gevoel dat het soms lijkt alsof je over enorme vlaktes rijdt, met aan de horizon bergen, maar je toch voortdurend op ong. 1000 mtr hoogte bent, de beroemde meseta. Met afwisselend enorme graanvelden en droge stoffige vlakten. Dan weer bergen, kloven, bossen en meren.
De 156 km tussen Teruel en Cuenca duren langer dan voor ons gevoel nodig was, ook door de tussenstop die we maken. Cuenca is deels een moderne stad, waar je snel aan voorbij zou rijden, omdat een P-plek ook al niet makkelijk te vinden is. Maar het gaat om het schilderachtig oude centrum, gelegen op een steile bergkam. Vlak voor dit centrum blijkt een parkeergarage te zijn met bovengronds een terrein voor bussen èn campers. Wel met een ketting afgesloten, dus we staan wat onwezenlijk te kijken. Maar ineens komt vanuit de kelder een bediende tevoorschijn die de ketting losmaakt en ons zelfs even later een parkeerkaart komt brengen. Die moeten we net als andere auto's straks betalen en kunnen er zo weer uit. Handige oplossing. Overigens zijn campers in deze streek zeldzaam. We zijn er al twee dagen geen tegengekomen.
We beklimmen de berg en nemen de loopbrug naar de stad over een diepe afgrond, maar met een geweldig gezicht op de hangende huizen van Cuenca. Indrukwekkend hoe men hier gebouwd heeft. De wanden van de huizen lijken loodrecht naar beneden te reiken, tot in de diepe kloof van de rivier de Jucar.
We bezoeken de binnenstad en zitten even later op een terrasje op het plaza mayor (zie foto hieronder links) wat te drinken, een plein door arcaden en cafés omzoomd. Door de hitte verliezen we heel wat vocht en dan gaat er wel wat in. Het binnenland van Spanje wordt door toeristen meer in het voorseizoen bezocht, wij zijn dan ook weer een beetje tegendraads, door er juist nu te zijn. Het tempo is dan ook wat lager, de 'step' wat trager. Maar we genieten en zien veel. Dat is belangrijk. En tijd om foto's te maken zonder er horden van toeristen op te hebben of foto's op de Japanse manier te nemen (samen voor het object, smile, cheese, klik, kijk hier zijn we geweest). Nee, het liefst juist geen mensen. Desnoods fotoshopppen we ze weg. Dat is dit keer nog weinig gebeurd. Het herinnert me aan een keer dat ik net een foto zat bij te werken waarop een verkeersbord akelig beschadigd was (terwijl we bord dit juist wilden zien). Mijn vrouw sms-te toen naar onze dochter dat ik net bezig was een verkeersbord te verven. Die vatte dit letterlijk op en vroeg zich af waar ik in de vakantie toch wel mee bezig was. En details, die neemt mijn vrouw ook graag op. Zoals de kleine dingen van een immense kathedraal, de deurklink of en een beeldsculptuur met een glimlach.



Wie in Cuenca is moet uiteraard ook de Serrania in de omgeving bezoeken. Dit is een bergachtig gebied van kloven. Bij Villalba heeft de Jucár een grote kloof uitgesleten. Vanaf de Ventano del Diabolo heeft men een prachtig uitzicht. Een leuk uitstapje erbij. Vlakbij deze kloof parkeren we weer voor de nacht. Er zijn nog enkele jongeren die in de open lucht de nacht doorbrengen, maar die blijven - in tegenstelling tot wat je vaak kunt verwachten - helemaal rustig. Ze willen wellicht morgenvroeg weer het water in, hun duikspullen hangen in ieder geval al klaar.
De volgende morgen trekken we naar Aranjuez, een van de koningssteden. De stad is niet interessant, maar het paleis destemeer. Het was één van de (seizoens)paleizen van het koningshuis. De anderen staan in El Escorial (koninklijk klooster), El Pardo (jachtpaleis), La granja de San Ildefonso (oudedagsvoorziening), Riofrio (een extratje van een van de echtgenotes) en het hoofdpaleis in Madrid. Men wist er wel van hoe rijkdom te investeren! Dat hebben we ook in het paleis in Aranjuez gezien. Eén vleugel speciaal voor de koning, één voor de koningin. Toen Isabelle aan de macht kwam heeft zij de vleugels zelfs ongewisseld. Ontelbare kamer in barokstijl, oosters georiënteerd of anders. Pracht en praal, ook in de toenmalige levensstijl. Extravagant, in zekere mate exhibitionistisch om jezelf zo'n levensstijl toe te eigenen. Maar niets is ons mensen vreemd. We komen het bij de hedendaagse zakkenvullers en bonussenjagers nog steeds tegen. Het hedonisme (genotzucht) kent geen grenzen en rekent zichzelf onnoemelijk rijk. Steeds weer opnieuw. En wij mogen ons vergapen aan die schoonheid en rijkdom. Hoewel ik me afvraag of deze mensen - die elk gescheiden in hun eigen vleugel woonden en leefden en mensen ontvingen - werkelijk levensgeluk hebben gekend.



Wanneer we Aranjuez verlaten rijden we richting Toledo, een kleine 40 km verderop. We komen dan in La Mancha, het gebied met zijn windmolens. Geen wonder dat Don Quichot (eigenlijk Quijote) gek werd van die lege vlakten. Het barre land dreef hem tot waanzin. Daarom vocht hij tegen windmolens. Overigens ligt dit gedeelte van Spanje als een koekepan midden in de meseta. Dat komt omdat we afdalen van de vlakte van 1000 mtr naar 500 mrt. Echt een soort koekepan dus. En dat betekent dat dit gedeelte tot een van de heetste van het land behoort.
We zoeken de camping daar op en willen de volgende morgen vroeg de stad bezoeken om in de middag de camper onder handen te nemen. Aangezien de dag echter begint met buien draaien we de zaak om. Onze derde week begint ermee dat we eerst de camper schoonmaken, enige zaken heroriënteren en gereed zijn de volgende twee weken te beginnen. De temperaturen blijven wel aangenaam door de buien, het is maar 25 graden, dus niet de intense hitte die er meestal is. Hoewel, als even later de zon doorbreekt is het al snel weer warm.
Top - Volgende pagina